LAND VAN HERKOMST: België.
De Belgische Herder Tervurense is een veelzijdige herdershond,hij waakt,verdedigd, speurt en wordt ook gebruikt als diensthond ,hij is een trouwe gezinshond,is intellligent en gehecht aan eigen mensen.Hij werkt zeer graag en deze honden zijn dan ook werkzaam als geleide-,lawine-,redding-,of hasjhond. De Tervurense herder is gewend aan het Belgische klimaat.Hij is middelgroot en past in een vierkant.Over het algemeen is de Tervurense een sterke hond die tot op hoge leeftijd ‘jong’ kan blijven,mits hij goed gevoed wordt en voldoende beweging krijgt.
GROEPSINDELING F.C.I.: Groep 1: Herders- en veedrijvershonden
HOOFD:
Hoog gedragen. De schedel en de snuit zijn ongeveer even lang, met ten hoogste een klein verschil ten voordele van de snuit.
Stop: matig.
Neus: zwart.
Snuit: middelmatig lang en goed gebeiteld onder de ogen.Snuitlengte van 12,5 tot 13 cm.
Lippen: goed aangesloten en sterk gepigmenteerd.
gebit: sterke en witte tanden met liefst een schaargebit, een tanggebit mag echter ook. Het gebit van de Belgische herdershond bestaat,als het volledig is uit 42 tanden en kiezen . Het ontbreken van twee premolaren (2 P1) wordt geduld en de molaren 3 (M3) worden niet in aanmerking genomen.
Ogen:amandelvormig en donker.
Oren: eerder klein, hoog aangezet en rechtopstaand
Rug: recht, kort en goed gespierd.
Kruis: mag slechts zeer licht hellend zijn.
STAART:
goed ingeplant, minstens tot aan de sprong doch bij voorkeur verder reikend; in rust hangend gedragen en in actie meer opgeheven, doch niet hoger dan horizontaal gedragen, zonder ooit een haak of een afbuiging te vormen.
voeten: kattenvoeten; tenen gesloten en de nagels donker,wolfsklauwen aan de achterpoten zijn niet gewenst
GANGWERK:
De gang is levendig en ongebonden en bestrijkt de grootst mogelijke afstand.De Belgische herder is steeds in beweging en schijnt onvermoeibaar te zijn.
VACHT
de beharing moet altijd dicht zijn, goed aanliggend, van een goede textuur en samen met de wollige ondervacht een uitstekende beschutting vormen.
LANGHAAR: het haar is kort op het hoofd, aan de buitenkant van de oren en het onderste van de ledematen. De achterzijde van de onderarm is met lange haren bedekt, die ‘franjes’ worden genoemd. Het haar is lang en vlak aanliggend over de rest van het lichaam en langer en overvloedig rond de hals,ook kraag genoemd. De achterzijde van de dijen is bekleed met zeer lang en overvloedig haar, dat de broek vormt. De staart is bedekt met lang en overvloedig haar. De beharing is weelderig,van goede textuur en vormt samen met het wollige onderhaar een uitmuntende beschutting.
Masker:
bij de Tervurense herder moet het masker de boven- en de onderlippen, de mondhoeken en de oogleden omvatten in één enkele zwarte zone. Voor het masker wordt een strikt minimum van acht zichtbare pigmentatiepunten bepaald: de beide oren, de beide bovenste oogleden en de beide boven- en onderlippen, die zwart moeten zijn.
Zwart-gevlamd (charbonné): bij de Tervurense betekent zwart-gevlamd dat er haren zijn met zwarte uiteinden, waardoor de grondkleur wordt beschaduwd. Dit zwart is in ieder geval ‘gevlamd’ en mag zich noch als grote platen, noch als echte strepen (stroming) vertonen.
De Tervuerense herderheeft 2 verschillende kleuren:
zwart-gevlamd vaalros (fauve-charbonné),met zwart masker
zwart-gevlamd grijs (gris-charbonné), met zwart masker
De zwart-gevlamde vaalrosse kleur blijft nochtans de voorkeur hebben. Het vaalros (fauve) moet warm zijn. Een weinig wit op de voorborst en op de tenen mag.
Schofthoogte: de gewenste hoogte is gemiddeld
62 cm voor de reuen,
58 cm voor de teven.
afwijkingen: naar onder tot 2 cm, naar boven tot 4 cm.
Gewicht:
reuen ongeveer 25-30 kg,
teven ongeveer 19-25 kg.
Lichaamsmaten: gemiddelde verhoudingen bij een Belgische Herder ,reu,van 62 cm schouderhoogte.
Schofthoogte:62 cm.
Borsthoogte:31 cm.
Van de grond naar de onderkant van de borst:31 cm.
Ruglengte(vanaf de schoft tot aan het kruis):41 cm.
lengte van het lijf(vanaf de schouder tot aan het einde van het heupbeen): 62 cm.
Hoofdlengte: 25 cm.
Snuitlengte: 12,5 à 13 cm.
FOUTEN:
Elke afwijking van het bovengenoemde moet als een fout beschouwd worden, die bestraft wordt naargelang de ernst ervan. Algemeen voorkomen: plomp, zonder elegantie; te licht of te tenger; langer dan hoog, inschrijfbaar in een rechthoek.
Hoofd:
zwaar, te krachtig, zonder parallellisme, onvoldoende gebeiteld ,voorhoofd te rond; stop te uitgesproken of te vlak; snuit te kort of geknepen; ramsneus.
Neuspunt, lippen, oogleden:
sporen van pigmentverlies.
Gebit:
onregelmatige inplanting van snijtanden. Zware fout: het ontbreken van één snijtand (1 I), één premolaar 2 (1 P2), één premolaar 3 (1 P3), of van drie premolaren 1 (3 P1).
Ogen:
licht, rond.
Oren:
groot, lang, te brede aanzet, laag ingeplant.
Hals:
tenger; kort of diepliggend.
Bovenbelijning:
rug en/of lendenen lang, zwak, doorgezakt of gewelfd.
Kruis:
te hellend, overbouwd.
Staart:
te lage aanzet; te hoog gedragen, een haak vormend, afbuigend.
Ledematen:
te licht of te zwaar van bot; slechte standen, zwakke polsen, van voren (b.v. naar binnen of naar buiten gekeerde voetenstand, uitgedraaide ellebogen, enz.) of van achteren (b.v. achterbenen te nauw,koehakkig)
Voeten:
lange tenen, spreidtenen.
Gangwerk:
nauwe beweging, te korte paslengte, te weinig stuwing, steppende gang .
Vacht:
onvoldoende ondervacht,haar wollig, gegolfd of gekruld; haar onvoldoende lang. het zwart-gevlamd onvoldoende of overmatig aanwezig of in platen over het lichaam verdeeld, onvoldoende masker.
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
Karakter:
agressieve of angstige honden.
Algemeen voorkomen:
afwezigheid van rastype.
Gebit:
boven-voorbijter; onder-voorbijter, zelfs zonder verlies van contact (omgekeerd schaargebit); kruisgebit; ontbreken van een hoektand (1 C), een scheurkies boven (1 P4) of onder (1 M1), een molaar (1 M1 of 1 M2, uitgenomen M3), een premolaar 3 (1 P3) plus een andere tand, of in totaal drie tanden (uitgenomen de premolaren 1) of meer.
Neuspunt, lippen, oogleden:
sterk gedepigmenteerd.
Oren:
hangend
Staart:
afwezig of afgekort, opgerold.
Vacht:
afwezigheid van onderwol.
Kleur:
uitgebreide witte aftekeningen op de voorborst, zeker wanneer deze doorlopen tot aan de hals,witte vlekken elders dan aan de voorborst en de tenen, afwezigheid van masker, evenals een snuit die lichter gekleurd is dan het geheel van de vacht(omgekeerd masker).
Schofthoogte:
buiten de opgelegde grenzen.
Monorchide of cryptorchide reuen